We werden erg laat wakker. Maar als ik laat zeg, bedoel ik écht laat, van die momenten dat je je afvraagt of je wel moet ontbijten of meteen het avondeten moet bestellen. Het was na tien uur toen papa Edu en ik onze kop in de camper staken. Er kwam geen zonnestraal binnen, dankzij de isolatieplaten die alle ramen bedekken. Erg praktisch, ja, maar ook een beetje grot-van-beer-in-winterslaap-style.
Buiten was de omgeving weinig uitnodigend: af en toe regen, dichte mist als havermoutpap en die kou die je tot in je tenen voelt. Dus vandaag geen wandelpaden. Papa ging met zijn kaart, zijn koffie en zijn "spreek me niet aan, ik ben geconcentreerd"-gezicht de route voor deze week uitstippelen. En na een tijdje met zijn vingers over het scherm te bewegen en te mompelen "hmm" en "aha", besloot hij: we gaan naar het eiland Arran!
Het eiland Arran is een van die verborgen juwelen (hoewel de Schotten het niet verbergen, ze hebben het redelijk in het zicht). Het ligt aan de westkust van Schotland, in de Firth of Clyde, en is als een Schotland in miniatuur: bergen, stranden, kastelen, whisky, schapen, meer schapen en nog meer schapen. Je kunt er alleen met de veerboot komen, en als moderne mensen heeft papa Edu de kaartjes online gereserveerd. Maar, oh verrassing: deze week vertrekken ze niet vanuit Ardrossan, dat vlak naast de plek lag waar we waren, maar vanuit Troon, iets verder naar het zuiden. En we zijn daar gisteren nog langs geweest! Hadden we dat maar geweten...
Rond het middaguur vertrokken we. We reden weer door de moor, zoals ze hier de uitgestrekte open velden noemen, met zachte heuvels bedekt met heide, plassen en die groene kleur die alleen bestaat op plaatsen waar het elf maanden per jaar regent. Ze zijn mooi, maar als je zonder lijn losloopt, kun je dagenlang naar dode schapen ruiken.
We namen de snelweg naar Troon en parkeerden aan de rand van de stad, op een gratis parkeerplaats aan het strand. Ze rekenen alleen als je daar overnacht, en aangezien dat niet het plan was, was het perfect. We maakten een korte wandeling over het strand, tussen de buien door. Van die wandelingen die half avontuur en half douche zijn.
Papa had zin in fish and chips, maar dan zonder fish. Dus alleen chips. Op dit rare eiland waar mensen melk in de thee doen en alles frituren wat niet wegrent, lijkt dat niet zo vreemd. Maar het blijkt dat je in de fish & chips-zaken niet met de kaart kunt betalen. Alle borden zeiden hetzelfde: "Alleen contant, sorry". En wij, natuurlijk, digitaler dan een Casio-horloge.
We hadden geen enkele bank met geldautomaat gezien, alleen die automaten in supermarkten die ponden geven, maar met een wisselkoers die slechter is dan een maandag zonder wandeling. Toch besloot papa 50 pond op te nemen... wat ons 75 euro kostte. Een overval inclusief regen!
Met de warme ponden in zijn zak vond hij een leuk eetcafé waar ze zijn warme patat serveerden. Ik mocht ook naar binnen, geen probleem. De serveerster was erg aardig, hoewel ze met zo'n sterk Schots accent sprak dat het leek alsof ze de woorden inslikte. Ik verstond geen woord, maar glimlachte met een gezicht van "wat zijn jullie hier aardige mensen, ook al versta ik er geen snars van".
We liepen nog wat door het dorp, dat eerlijk gezegd niets bijzonders heeft. Vier straten, een apotheek, drie gesloten winkels en veel mensen die zonder paraplu liepen alsof het niet regende (spoiler: het regende).
Rond vijf uur gingen we naar de haven. We gingen zonder problemen op de veerboot. En ja, ik mocht ook naar binnen, maar niet in de normale en warme zone met banken en zachte stoelen... Nee. Voor de honden is er de salon op de tweede verdieping: harde stoelen, kou en een geur van vocht. Gelukkig duurde het maar een uur en een kwartier.
De boot vertrok om zes uur stipt en arriveerde om kwart over zeven, met een zee die een beetje onstuimig was. Het was geen zeeziekte, maar wel waggelen. Op het dek vlogen meer druppels dan meeuwen.
Op het eiland Arran werden we op een heel Schotse manier verwelkomd: regen, wind en nog meer regen. We reden een twintigtal minuten naar het zuiden en vonden een parkeerplaats waar we de nacht konden doorbrengen. Misschien is er uitzicht op zee, maar met de mist zien we alleen een uniforme grijze kleur die net zo goed de zee kan zijn... of een muur.
Er staat maar één andere camper. Maar met dit weer beweegt niemand. Wij deden de verwarming aan, bereidden het avondeten en zaten lekker in onze camper. Buiten is de wereld soep. Maar binnen zijn we thuis.
Reactie toevoegen