Dag 68:
Wick - John O'Groats - Georgemas
Here's the translation of "Castillos, cabos, nieblas y un círculo casi completo" from Spanish (🇪🇸) to Dutch (🇳🇱):
**"Kastelen, kapen, mist en een bijna perfecte cirkel"**
Vanmorgen begonnen we rustig, zoals goede zuurdesem. En terwijl ik vanaf het raam het gedrag van de meeuwen gadesloeg, raakte papa Edu in gesprek met onze nieuwe buurvrouw, een Zwitserse die permanent in een Dacia Duster woont. Ja, je hoort het goed: zij, haar hond (groot!), en al haar spullen... wonend in een auto kleiner dan mijn mand. Ik vond het heldhaftig. Maar ook een beetje krap om een dutje te doen.
Rond de middag vertrokken we. Eerste stop: Lidl, voor de basisbehoeften (en nee, we kochten gelukkig geen hondenvoer). Daarna reden we door naar Noss Head, waar een parkeerplaats is naast een kustweggetje dat naar het kasteel van Sinclair Girnigoe leidt. De naam lijkt op een wifi-wachtwoord, maar in werkelijkheid is het een imposante ruïne die aan de klif hangt. Men zegt dat het een van de meest spectaculaire kastelen van Schotland is, omdat het geschiedenis en adembenemende uitzichten combineert. In zijn glorietijd was het een bastion van de Sinclairs, met torens, zalen en familie drama's van de goede soort. Vandaag de dag is er net genoeg over om de verbeelding de vrije loop te laten, met de zee als achtergrond en de wind die je gedachten door elkaar haalt.
Daarna gingen we verder naar het noorden, en aangezien het tijd was om te eten, stopten we op een kustparkeerplaats bij Nybster Broch. Deze plek is een juweeltje. Boven op de klif staat de broch, een soort prehistorische ronde toren gebouwd met stenen zonder cement of iets anders. Men denkt dat ze meer dan tweeduizend jaar geleden zijn gebouwd, en niemand weet precies waarvoor: verdediging? woning? geheime Keltische club? En verspreid over het veld staan kleine monumenten, gemaakt door John Nicolson, uit de negentiende eeuw. Het zijn gebeeldhouwde sculpturen die herinneren aan een kleine rustieke tempel midden op het veld. Heel bijzonder en heel "Schotland met een oude echo".
Met een volle buik gingen we verder langs de kust en kwamen we in John o' Groats, een van die plekken die klinkt als het einde van de wereld, en dat ook een beetje is. Maar we stopten daar niet, maar gingen rechtstreeks naar Duncansby Head, het echte meest noordoostelijke punt van het eiland Groot-Brittannië. Daar is een witte vuurtoren, weiden vol verdacht rustige schapen, en een pad langs de kliffen dat naar de Duncansby Stacks leidt, rotsnaalden die lijken op gigantische tanden die uit de zee komen. Ze maken indruk, zelfs als, zoals vandaag, een mist langs de kust kwam en alles in een mysterieuze sprookjessfeer hulde. Het leek alsof we een draak zouden zien verschijnen, of op zijn minst een spookdoedelzakspeler.
En het meest indrukwekkende van alles: de kliffen wemelden van vogels. Ik heb het niet over vier saaie meeuwen. Nee, nee. Ik heb het over duizenden vogels die schreeuwen, vliegen, op de richels zitten alsof het het luidruchtigste appartementencomplex van het dierenrijk is. Het meest spectaculair waren de zeekoeten (in het Engels common guillemot, naam van een wijze: Uria aalge), beestjes die op miniatuurpinguïns lijken, met een zwart lichaam, een witte buik en een lange, scherpe snavel. Ze lopen rechtop, alsof ze net uit een belangrijke bijeenkomst komen, en storten zich van de kliffen de zee in zonder zelfs maar te kijken. Het zijn zeevogels die expert zijn in duiken, en tot 50 meter diep kunnen gaan. Hun ding is niet mooi vliegen, maar duiken als kampioenen. En als ze in een groep zijn, zijn ze een echt feest.
Rond acht uur keerden we terug naar John o' Groats, dat meer een verzameling huizen en toeristische winkels is dan een stad. Daar staat de beroemde paal met afstanden naar plaatsen als New York of Land's End. Er is ook een waterpunt, waar papa Edu probeerde de tank te vullen, maar de straal was zo langzaam dat we bijna ons geduld in de jerrycan verloren.
En toen kwam het moeilijke gedeelte: een plek zoeken om te slapen. In John o' Groats is alles verboden. Oké, zeiden ze niet schreeuwend, maar de borden maakten duidelijk dat we daar niet welkom zijn. We besloten naar Dunnet Head te gaan, een natuurgebied dat theoretisch open is om te overnachten, maar alle wegen waren geblokkeerd met stenen, kettingen, tractorwielen en vijandige borden. Bovendien wordt er op Park4Night gesproken over woedende buren die eieren gooien, uitgangen blokkeren en blikken die de ophanging van de camper laten zakken.
Kortom, we gingen er vandoor alsof we een schaap hadden gestolen, en we gingen naar het zuiden, terug naar de beschaving. Uiteindelijk, en al in de nacht, kwamen we terecht op een grote parkeerplaats, met picknicktafels en gezelschap van andere campers. De plek is erg goed, hoewel... we beseften dat we bijna een volledige cirkel hebben gemaakt, en we zijn slechts 25 minuten verwijderd van Wick, waar we gisteren sliepen.
Maar goed, het belangrijkste is dat we de camper-vijandige doolhof van het noordoosten van Schotland hebben overleefd, kastelen, stenen, epische mist, vogels met een pinguïnachtige uitstraling hebben gezien, en rotsformaties die hun eigen Netflix-serie zouden kunnen produceren.
Nu is het tijd om te dineren, de benen te strekken en te slapen. Morgen is weer een dag... hopelijk zonder tractoren die iets blokkeren.
Reactie toevoegen