We sliepen als markiezen op wielen op het camperterrein van Montebourg. Geen auto die passeerde, geen luidruchtige mens, geen dronken Ier die ballades zong. We hadden water naast ons, beschavingafvalcontainers (in Ierland was afval weggooien als het oplossen van een ninja-puzzel!) en absolute stilte. Ik strekte me uit in bed als een warme croissant en papa Edu snurkte ook met een soundtrack, maar zacht.
We werden laat wakker, maar echt laat. Niet "tien uur", nee: we startten de auto om twee uur 's middags of zo. Het niveau van vermoeidheid na de boot was hoog. Het kon me niet schelen, ik droomde nog steeds van Franse koekjes.
In een half uur kwamen we aan de kust, op een plek die klinkt als een oorlogsfilm en koekjes: Utah Beach. Een van de vijf stranden van de D-Day-landingen in negentienhonderd vierenveertig. Hier kwamen de Amerikaanse troepen binnen en nu kom jij binnen met je hond en een bakje tortilla. We parkeerden in een gebied met meer gedenktekens dan meeuwen: het Memorial du Débarquement, het Memorial Leclerc en dat van de 8th Infantry Division. Elk heeft beelden, platen, vlaggen en die plechtige sfeer van "hier gebeurde iets enorms en serieus". Tussen hen waren originele militaire voertuigen: jeeps, vrachtwagens en beestjes met wielen die nog steeds naar historisch metaal ruiken.
We gingen naar het strand en... zand! Vrije poten, oren in de wind en ik rende alsof ik achtervolgd werd door een bulldog met belastingen. Het strand is lang, vlak en met die wind die je gedachten door elkaar haalt. Er zijn half kapotte bunkers, enorme betonnen blokken waar vroeger angstige mensen zich verborgen hielden, en de roestige overblijfselen van een schip dat er meer dan tachtig jaar later nog steeds staat, als om te zeggen: "ik ga niet bewegen, zelfs niet met hoogtij".
Daarna gingen we terug naar de auto en reden we slechts een paar minuten naar het Musée du Débarquement in Utah Beach. Ik bleef in de camper, toezicht houdend of geen enkele meeuw mijn kom probeerde te koloniseren. Papa ging het museum binnen, dat zich bevindt op de plek waar de troepen landden. Binnen zijn tanks, wapens, uniformen en een zeer gedetailleerd verhaal over hoe die dag verliep. Er is ook een enorme B-26 bommenwerper in het gebouw, een meeslepende film en panelen met namen van soldaten. Papa kwam naar buiten met een gezicht van "het was goed, maar mijn brein absorbeert vandaag geen oorlog meer".
Omdat het al vrij laat was, lunchten we in de camper, geparkeerd langs de weg. Papa opende de koelkast, haalde de rest eruit en ik deed een officiële inspectie van de grond voor het geval er iets viel. Daarna was het tijd om te zoeken waar we de nacht zouden doorbrengen, want oorlogen zijn om van te leren, maar rust is om te blijven leven.
We gingen naar Isigny-sur-Mer, waar een officieel camperterrein is met acht plaatsen... ha. Acht plaatsen zeggen ze. Er stonden wel vijfentwintig of dertig voertuigen naast elkaar, deur tegen deur, raam tegen raam, bijna tandenborstels delend. Het leek wel een Tetris van campers in apocalyps-modus.
Maar op vijftig meter afstand was er nog een parkeerplaats: een grasveld naast een park, ook in Park4Night. En het was helemaal leeg. Geen auto's, geen campers, geen snurkende mensen. Uitzicht op het groen, zachte grond en geen wind. Papa zei "hier gaan we staan" en ik nam mijn positie in als officieel bewaker van het Franse gras.
Dus vandaag heb ik gerend op historisch zand, aan een roestige tank geroken, uitgerust in een museum zonder binnen te gaan en de dag afgesloten op een weiland zonder buren. Als dit geen kwaliteit van leven is, laat dan de polyglotte border collies komen om het me uit te leggen.
Reactie toevoegen