De mist rekte zich uit als een luie deken toen ik mijn ogen opende, maar al snel gaf de zon hem een lik, zo'n lik die alles oplost. De plek waar we geslapen hadden bleek een verborgen schat te zijn: ansichtkaartuitzichten, absolute stilte en lucht zo schoon dat zelfs mijn snorharen naar vrijheid roken. Papi en ik genoten van het mooie weer, ieder op zijn eigen manier: hij met zijn koffie en kijkend naar de horizon, ik met mijn truffel op de grond en onzichtbare mysteries opsporend.
Om elf uur vertrokken we. We reden zo'n vijfentwintig kilometer terug naar Benabarre. Papi bromde iets over planning en kaarten, maar ik denk dat hij het eigenlijk wel leuk vindt om te improviseren. Als we de N-230 waren blijven volgen, waren we weer in de Pyreneeën of misschien in Frankrijk geëindigd, en dat was vandaag niet de bedoeling. Vandaag wilde Papi iets heel bijzonders zien.
Na een uur bochten en landschappen waar je zin kreeg om je tong uit te steken in de wind, kwamen we aan bij het begin van een onverharde weg. Tien kilometer stenen, aarde en kuilen die graag de hoofdrol wilden spelen. Papi glimlachte en zei: "Gelukkig hebben we een 4x4." Ik, die in de copilootmodus zit, knikte instemmend. Wat we niet verwacht hadden was om, toen we boven aankwamen, een enorme camper te vinden, van die campers die weinig van terreinrijden weg hebben. "Wat een lef hebben de mensen!", zei Papi. Ik dacht: of veel lef of heel weinig besef.
Finestres, het verlaten dorp, ontving ons in stilte, alsof het zachtjes ademhaalde. Maar wij liepen verder naar wat we echt wilden zien: de Chinese muur van Finestres. En nee, ik ben niet gek geworden. Er is een Chinese muur in Spanje. Nou ja, min of meer. Het zijn scherpe en verticale rotsformaties, uitgelijnd als de hoektanden van een slapende draak. In werkelijkheid is het het werk van de natuur, niet van de mens: erosie, tijd en wind hebben het gedurende miljoenen jaren gebeeldhouwd. Maar op het oog lijkt het een muur gemaakt door reuzen.
Het pad ging omhoog en omlaag, met modder, stenen en hier en daar een gladde valstrik. Ik was blij, met mijn poten bespat met aarde en mijn hart kloppend op het ritme van de wind. Halverwege begon een Franse familie, vastbesloten de vrede van de eeuwen te verbreken, te schreeuwen. Als er een muur van stilte bestond, had ik ze daarheen gestuurd om te mediteren.
Uiteindelijk kwamen we aan bij de kluizenarij van San Vicente, ingeklemd in het midden van de muur als een vergeten juweel. Klein, eenvoudig, maar met een rustige energie, zo'n energie die je laat zitten en diep laat ademhalen. Papi en ik maakten foto's, selfies en een tijdje rust. Ik ging op een steen liggen en keek naar de blauwe lucht. Soms hebben de mooiste momenten geen woorden nodig.
Op de terugweg stopten we in het verlaten dorp. Half ingestorte huizen, bomen die tussen de muren groeiden, de natuur die terugwint wat ooit van haar was. Er is iets moois en triests aan die plekken, alsof de tijd de deur op een kier heeft gelaten.
Terug bij de camper aten we en rustten we een tijdje voordat we de helse weg weer afdaalden. Weer tien kilometer schokken, maar dit keer met de voldoening dat we iets echt unieks hadden gezien. Eenmaal op het asfalt vervolgden we onze weg naar het zuiden.
Toen de zon begon te verdwijnen achter de bergen, verkenden we de omgeving van de stuwdam van Santa Ana. Tussen tunnels, kanalen en aquaducten leek het een doolhof van water en steen. Erg gaaf, hoewel de lucht al naar koud rook. Papi besloot nog een stukje verder te rijden om wat kilometers te maken, en uiteindelijk vonden we een picknickplaats in Castelló de Farfanya.
Het is niet de mooiste plek ter wereld, maar het doet wat het moet doen: een rustige plek om te parkeren, te dineren en te dromen. Terwijl Papi het avondeten klaarmaakt, kruip ik in mijn deken. Buiten wordt de stilte alleen verbroken door het ruisen van de wind. En ik denk: het maakt niet uit waar we slapen, zolang we maar samen blijven reizen.
Reactie toevoegen